Bangkok, een dinsdag in augustus. Het is de laatste dag voor het vliegtuig terug naar huis. We zitten nog in een winkelcentrum als we besluiten toch nog het verlangde bezoek aan de smaragdgroene Boeddha te brengen. Uiterlijk moet hij indrukwekkend zijn, en ook het verhaal van die Boeddha spreekt tot de verbeelding. Bliksem trof een groot stenen boeddhabeeld enkele honderden jaren geleden. Dat deed de steen openbarsten en gezegend waren de getuigen daarvan. Uit het binnenste kwam de smaragden Boeddha tevoorschijn. Die moeten we zien. En vooral ervaren.
De Boeddha staat in Wat Pho, een tempel op het domein van het koninklijk paleis. De tuktuk heeft oponthoud, maakt herrie en stinkt. Het is al kwart over drie als we opgehouden door drukte en verkeersopstoppingen de ingang van de koninklijke domeinen bereiken. Om half vier sluit de poort. Vele bezoekers zijn in het zwart. De ceremoniën rond de overleden koning Bhumibol duren een jaar. Vele Thai krijgen zo de gelegenheid de mens te eren die naar hun overtuiging het dichtst bij de Boeddha staat.
De koning was al zeker tien jaar dement volgens de taxichauffeur. Dat is relevante informatie, want de afgelopen jaren heeft het leger het bestuur van het land overgenomen. “Dat is niet goed voor het land, niet goed.” En zijn zoon? “Ja hoor, die is een goede koning.” Wat zeg je anders over de volgende die het dichtst de Boeddha benadert.
Door de security gaat gemakkelijk. Je moet wel je tas openen, maar de blik die erin wordt geworpen laat de inhoud evengoed ongezien. Dus verder met de stroom mee. Een rijk geornamenteerde poort in een kraakwitte dubbelmanshoge muur, daar moeten we doorheen. Borden geven aan dat heren een lange broek tot op de voeten dienen te dragen. Vrouwen kunnen niet naar binnen met blote schouders. Sjaals voldoen niet. Hadden we kunnen weten. Wisten we ook eigenlijk wel. Wij zijn te naakt om het terrein van de dode Bhumibol en de smaragdgroene boeddha te betreden.
Marijke is in een zwarte zomerjurk, en met bedekte schouders maakt zij nog wel kans. Ik moet een broek, Rosa een t-shirt. Er wordt aan ons getrokken om te mogen gidsen. “U moet opschieten, om half vier sluit de poort. Ik heb wel een lange broek voor u. T-shirt moet u zelf kopen. U moet wel snel zijn” Het is druk. De broek- en t-shirtwinkel klein. Wij besluiten tot de aftocht.
Geen smaragden boeddha en geen dode Bhumibol. We slenteren de drukke straat weer op met een kokosijsje. Ook hier is markt. Heel Bangkok is markt, vaak gegroepeerd naar branche. Hier zijn de boeddhastallen. Van amulet tot manshoog. Ik word er aangesproken door een monnik in de voorgeschreven oranje pij. Uiterlijk doet hij denken aan Tich Nath Hanh. Oud. 76 blijkt. Beetje krom. Eén oog wit. Iets met koffie, murmelt hij. We moeten meekomen. En dat hij vlakbij woont. In the seventh section. Hij is nogal vasthoudend.
Geen smaragden boeddha, geen dode Bhumi, maar wel koffie met oranje monnik. Het is inderdaad vlakbij. Opnieuw dubbelsmanshoge muren. Iets minder kraakwit. Geen security. Stilte komt langzaam als we de drukke straat achter ons laten. Bij een blauwe deur tovert Tich sleutels uit zijn pij tevoorschijn. Hij opent de deur. Een brede gang fungeert als binnenplaats en die wordt niet vaak schoongemaakt. Een vies gekookt ei voor de katten is onaangeroerd.
Een tafel vol met lege oploskoffiepotten. Merk Davidoff. Ken ik alleen van aftershave. Zeker 50 potten. Hier moeten we zitten. Oude poststukken komen tevoorschijn. Van heel de wereld krijgt Tich post. Brieven, foto’s, enveloppen en dozen worden bewaard. Roemenië, Duitsland, Australie, Oostenrijkse landschapsfoto’s, een Italiaanse met Tich voor de blauwe deur. “Is…, is…, is…, islami” een foto van een gesluierd islamitisch meisje uit Indonesië. Tich is ontroerd, spreekt traag en herhaalt alles.
Ik verwacht een bedoeling. Moeten wij hem straks koffie sturen? Wil hij ons adres? Onze geesten gissen. Wat is het belang van Tich? Maar we hoeven maar te ontvangen. “Hollan’ Thailand very far away. In the hearts very close” zegt Tich. En we ontspannen. Raken klaar voor de ceremonie. Water in de fluitketel op een gastank om het hoekje. Drie glazen op het stoepje. Daarachter tegen de muur een vitrine. Allemaal lege oploskoffiepotten. Niet alleen Davidoff.
Een volle pot Davidoff wordt geopend. Eerst de koffie in het glas. Anderhalve volle eetlepel. Dan de melkpoeder. Anderhalve volle eetlepel. Dan de suiker. Ook anderhalf. Ik probeer de hoeveelheden manmoedig omlaag te communiceren. No sugar is aan dovemansoren gericht. Kokend water en dan roeren. Veel roeren. Groezelig gelig dienblaadje pakken. Drie glazen er op. “Don’t you drink coffee?”, probeert Marijke nog.
Met het groezelige dienblaadje naar het groezelige aanrecht. Een blikje gezoete stroperige melk komt tevoorschijn. Ieder glas een scheutje. Weer roeren. Ketel pakken. Meer water toevoegen. Weer roeren. “You drink coffee, me happy, you drink coffee, me happy, you coffee, me happy.” Het lijkt een mantra. Het ís een mantra.
De koffie is klaar.
Rosa neemt het dienblad in ontvangst. “Mijn eerste koffie” zegt ze. Ceremoniële koffie. Drinken lijkt bijzaak. We nippen. Onze hersenen kraken weer. Hoe lossen we dit op? Waar gaan we deze zoete overdaad laten? Marijke is al dagen aan de dunne en heeft suiker nodig. Komt goed uit. De boodschap ontvangen we. “Hollan’ Thailand very far away. In the hearts very close.”
Ik sta op en ga deze gang nog wat verder verkennen. Nonchalant met de koffie in de hand. Tich zit aan tafel, let niet op mij. Murmelt verder. Vertelt herhaaldelijk dat hij Rosa very beautiful vindt. Ik loop de hoek om, verder de gang in. Vele potten met planten kijken mij aan, verlangend naar suiker. Welwillend deel ik mijn koffie. Twee glazen heb ik in de aanbieding, want ook Rosa komt niet ver met haar eerste koffie.
Ook de groepsfoto gebeurt ceremonieel. Tich heeft een formelere pij aangetrokken. Hij trekt zijn oranje doeken nog eens recht. Hij zit al op de stoel. Rechtop, zijn handen op zijn dijbenen. Rosa ernaast, Marijke ernaast, we volgen zijn voorbeeld, handen keurig. Zelfontspanner klaarzetten en ik kan achter het stel plaatsnemen.
Het is tijd voor afscheid. Maar dan trekt Tich een handje bankbiljetten tevoorschijn. Heeft hij dan toch nog geld nodig? Wat is de programmering van ons denken toch hardnekkig. Maar snappen wat de bedoeling is, is opnieuw lastig. Euro’s, roebels, Cambodjaanse rielen, Indonesische rupiah’s, Australische dollars. We willen hem Thaise Bhat geven. Maar dat wil hij niet. Sterker, ik krijg 100 Baht in mijn handen gedrukt. Dan kan ik nog eens aan hem denken!
We beloven Tich een eurobiljet te sturen, en koffie natuurlijk ook. En een afdruk van de foto. Ik moet denken aan mijn oma. “Ik zal voor jullie bidden”, zei zij altijd als we weer op reis gingen. Tich heeft voor ons gebeden. “Happy ’n long life”.
We staan weer bij de blauwe deur. Nog een keer een foto. Tich staat fier rechtop met een serieuze blik. Marijke wil zijn hand schudden, maar dat kan niet. We buigen, nog eens en nog eens. Dan lopen we richting de poort. Tich blijft staan en kijkt ons na. Als we bij de poort zijn, en de drukke straat weer voor ons zien, staat hij daar nog.
We zijn dankbaar voor deze ontmoeting in eenvoud, een lesje in dankbaarheid en vrijgevigheid. Geen smaragden Boeddha of Dode Bhumibol, maar een gewone monnik in oranje pij.
Mooi verhaal en prachtig geschreven. Grappig ook 🙂 Dank je wel!